Een proloog

Reageren slaat op de posts op social media; hier hebben we die optie uitgeschakeld.


Proloog 

 

 

Het meisje maakte meer en meer plaats voor de jonge vrouw die ze was. Als schoolmeisje en jonge puber voelde ze zich niet gezien en niet begrepen. Niet door de andere meiden, niet door de jongens en al helemaal niet door haar ouders. Ze was te verlegen, te timide, te teruggetrokken en viel daardoor niet op. Ze deed geen pogingen om erbij te horen, omdat ze daartoe remmingen voelde. Ze was bang afgewezen te worden, zichzelf voor gek te zetten. Ze durfde de stappen niet te zetten. Haar uiterlijk was daarbij grauwe middenmoot. Nu haar lichaam zich echter steeds verder vormde met weelderige rondingen en ze aandacht aan haar uiterlijk was gaan besteden, voelde en zag ze dat zij wel werd opgemerkt. En hoewel ze nu wel aandacht trok hoorde ze er nog steeds niet echt bij, noch bij de gewilde jongens, noch bij de favoriete meiden. Haar bleuheid, het introverte gedrag, werd gezien als afstandelijk en ontoegankelijk. Frya was helaas geen type om kattenkwaad mee uit te halen als meisje of later om grote-meidenlol mee te trappen. Zij was serieus, tegelijk te lief, onzeker en hoewel ze dat nog nooit had ervaren, ook heel beïnvloedbaar. 

 

Ze woonden in Amsterdam. Haar ouders waren altijd aan het werk en als puber had ze al heel veel vrijheid. Dat was makkelijk voor de ouders als er iemand voor de jongere kinderen moest zijn, maar ze voelde zich door haar ouders aan haar lot overgelaten. Ze waren er niet. Als ze er wel waren dan spraken ze nooit over echte gevoelens. Liefde van haar ouders voelde ze niet en ze voelde sinds haar puberjaren begonnen ook geen werkelijke liefde meer voor hen. In het gezin moesten de kinderen vooral zichzelf vermaken, hun ouders waren beiden op carrière gericht, ook in hun vrije tijd in die jaren. Maar pas als puber begon ze te begrijpen dat ze anders werd behandeld dan de andere drie kinderen, vooral door haar moeder. 

 

Haar leven veranderde toen ze op haar zeventiende in een tram twee wat oudere jongens tegenkwam. De mooiste van de twee flirtte voortdurend met haar en gaf haar het ene complimentje na het andere. De andere jongen beaamde voortdurend wat de vlotste van de twee zei. Ze kon eerst alleen verlegen glimlachen. Deze aandacht was ze niet gewend. De jongens zaten omgekeerd op het bankje voor haar en lieten haar niet meer los. Ze vroegen naar haar bestemming. Of ze van jongens hield. Waar ze woonde en naar haar ouders en familie. Het was overweldigend en ze genoot ervan. Van de andere kant wilde ze ervoor vluchten, bang dat alles een grote grap zou zijn. Dat ze maar met haar speelden. De jongens verlieten de tram met haar. Ze wilden haar per se trakteren. Zij mocht kiezen. Ze kroop door die jongens wat uit haar veilige schulp, vertrouwde hen, omdat ze hen wilde vertrouwen. 

 

De knappe jongen vertelde verliefd op haar te zijn. Binnen korte tijd liet zij haar schroom en twijfels vallen en werd tot over haar oren zelf ook verliefd op de mooie lieve jongen. Haar veranderde gedrag viel haar ouders op. Ze bleef vaak zonder verklaring weg of liet de overige kinderen aan hun lot over. Toen ze haar ouders vertelde verliefd te zijn en op wie, over hoe de jongen haar aanbad en verwende, stuitte ze op een muur van onbegrip en strenge afkeuring. Het kwam zelfs tot een heftige aanvaring van de ouders met de jongen voor de ouderlijke woning, omdat ze een erg onbehaaglijk gevoel bij hem kregen. 

Ze was nog geen zeventien en een half toen ze van huis wegliep en bij hem introk. Vanaf dat moment zat ze, nog zonder het te beseffen, in de val. De riemen werden steeds strakker aangetrokken. Door haar verliefdheid zag zij de draden van het web niet. Door haar vertroebelde beeld dat ze als verliefdheid zag, liet zij zich gewillig manipuleren, ook al voelde ze dat ze zichzelf volledig kwijtraakte, zoals ze ook haar ouders op afstand zette, zoals hij verlangde. Ze zag het kwaad dat hij deed tegen beter weten in als goed. 

 

Het deed pijn wat hij van haar vroeg. Het was schaamtevol, het was vies. Maar zo kon zij iets terug doen voor alles wat hij zei voor haar te doen. Omdat ze niet meer zonder hem wilde, niet meer kon; hij had haar afhankelijk gemaakt. Volledig, want ze kon niet meer zonder de beloning die hij haar gaf. Ondanks de betrekkelijke vrijheid was ze zijn slaaf. Maar haar waarde voor de klantenkring daalde na een paar jaren rap door haar zichtbare zware verslaving, ze was nog slechts geschikt voor speciale klanten. Zijn geweten knaagde een paar tellen, maar toen gaf hij haar over aan de duivel, voor een handvol biljetten. Ze was gedrogeerd en zou ontwaken in een andere, nog veel wredere, wereld. Hij liep weg, zonder nog om te kijken, tevreden met de opbrengst. 


Manuscript geselecteerd voor 2025. 

Hierna volgen 70 hoofdstukken, ruim 110.000 woorden ofwel ca 370 pagina's.

Uitgeverij Hartklopper.